Risicosensitiviteit
Dit bericht vormt het tweede deel van een drieluik over de manier waarop de mens risico’s waarneemt en hanteert. Risicosensitiviteit is een product van het emotionele brein, ook wel het zoogdierenbrein genoemd. Dit gebied regelt hoe wij ons verhouden tot objecten of personen in onze naaste omgeving. Binnen dit gebied levert de amandelkern emotionele opwinding die zowel een positieve (liefde) als een negatieve lading (angst) kan hebben. Indien goed geprogrammeerd, drijven deze kernen ons weg van gevaar en spelen als zodanig een belangrijke rol in ons persoonlijk veiligheidsmanagement.
Risicosensitiviteit is een product van het emotionele brein, ook wel het zoogdierenbrein genoemd. Dit gebied regelt hoe wij ons verhouden tot objecten of personen in onze naaste omgeving.
— Juni Daalmans
Aangeboren.
Onze verre voorouders hebben lang geleefd in een wereld waarin de belangrijkste gevaren stabiel waren. Het herkennen van en het anticiperen op deze gevaren kon daardoor geprogrammeerd worden in het menselijk DNA. Dat heeft ertoe geleid dat de amandelkern bij bijna alle mensen over de gehele wereld gevoelig is voor gevaren zoals hoogte, vuur, extreme weersomstandigheden, slangen en insecten. Ook de angst voor eenzaamheid hoort hierbij. Deze angst stimuleert ons om samen te leven, hetgeen bijdraagt aan het overleven als menselijke soort.
Aangeleerd
Als de wereld geen grote veranderingen had ondergaan, zoals de impact van industriële revolutie, zou dit aangeboren systeem afdoende zijn geweest. De moderne samenleving kent echter vele nieuwe gevaren en bovendien zijn de gevaren ook nog veel krachtiger dan vroeger. Ons gevaarsysteem is daar niet op ingesteld. Gelukkig kan de amandelkern nieuwe gevaren leren kennen en die bewaren in een “gevarenarchief”. Een cruciale taak van het hedendaagse veiligheidsmanagement is dan ook om dit archief te vullen met de gevaren die horen bij het werken in een bepaalde omgeving of bij het uitvoeren van een bepaalde taak.
Object – angst – locatie
Het gevarenarchief bewaart steeds drie soorten gegevens. Dit bewaren bestaat uit het letterlijk aanleggen van fysieke lijntjes tussen drie breincellen met verschillende functies. De eerste breincel representeert het object. Deze wordt gekoppeld aan een angstcel uit de amandelkern en een locatiecel uit de naastgelegen hippocampus. Die laatste breincel registreert waar het gevaar zich bevindt. De consequentie van deze koppeling is dat zowel de programmering als de activering van de angstreactie makkelijker plaatsvindt als men dit ter plaatse doet. Dit is de belangrijkste reden waarom men een Laatste Minuut Risico Assessment (LMRA) het beste kan doen waar het werk wordt uitgevoerd. De impact van de LMRA op het brein is dan het grootst.
Risico-educatie
Aangezien risicosensitiviteit een activiteit is van het emotionele brein, geschieden de leerprocessen die hiermee samenhangen ook via het emotionele kanaal. Voelen is voor deze vorm van gevaarbesef belangrijker dan begrijpen. Het meest krachtig is als men wordt ingewerkt worden door iemand die al sensitief is voor een bepaald risico. De angst voor een prikkel springt als het ware over van de ene persoon naar de andere. De ideale inwerker wordt gevormd door een collega met gezag die de essentie van de gevaren zelf voelt.
Onze verre voorouders hebben lang geleefd in een wereld waarin de belangrijkste gevaren stabiel waren. Het herkennen van en het anticiperen op deze gevaren kon daardoor geprogrammeerd worden in het menselijk DNA
— Juni Daalmans
Gewenning
De belangrijkste vijand van risicosensitiviteit is gewenning. Deze treedt op als we een gevaar vaak waarnemen. De angst (alarmbel) wordt dan weliswaar geactiveerd, maar er wordt tegelijkertijd ook een herinnering opgeslagen dat de confrontatie met het gevaar goed is afgelopen. Hoe groter het aantal positieve herinneringen, hoe minder krachtig de alarmbel wordt. Een goed opgeleide medewerker kan daardoor na verloop van tijd toch minder alert reageren op het waarnemen van een gevaar.
Badkuipcurve
Zo ontstaat de zogenaamde badkuipcurve. De kans op een incident is het grootst bij de aanvang van werkzaamheden door een gebrek aan risicosensitiviteit en door een gebrek aan vaardigheden om met die risico’s om te gaan. Vervolgens gaat men een relatief veilige periode in. Deze wordt na verloop van tijd weer verstoord door overmatige gewenning aan de risico’s die verbonden zijn aan de uitvoering. De beste oplossing is dan om ander werk te gaan doen of in een andere omgeving te gaan werken. Zo draagt jobrotation bij aan veiliger werken.
Risicobegrip
Dit zijn de belangrijkste elementen van risicosensitiviteit. Het volgende bericht gaat over de derde manier waarop we leren met risico’s om te gaan. Risicobegrip is een product van het moderne brein dat taal en cognitie verwerkt in ons functioneren.
Brain Based Safety wordt aangeboden door KPE Groep. Alle rechten voorbehouden.